2.
Pieter BREDEROO, gedoopt
Delft 13 juni 1700, overleden
Delft (vermoord) apr 1771 op 70-jarige leeftijd, begraven
Delft (in de Oude Kerk), gehuwd op 39-jarige leeftijd
Den Haag 12 juni 1740 met
Pieternella LANDSLOT, gedoopt
Heusden 1 februari 1697,
van haar is ook nog een ondertrouw gevonden in Den Haag. Zij ging daar op 15 aug 1717 in ondertrouw met Cornelis Bredero, weduwnaar. Daarbij staat aangetekend: 'bij provisie gesurcheert'. Wie die Cornelis was is nog niet bekend, overleden
Delft (vermoord) apr 1771 op 74-jarige leeftijd, begraven
Delft (in de Oude Kerk).
Inzake de moord op Pieter Cornelisz. Brederoo en zijn vrouw Pieternella Landslot volgt hier hetgeen omtrent het desbetreffend onderzoek wordt vermeld in de Resolutiënwet. 1e afd.No.2002 in het Gemeentearchief te Delft.
29 April 1771 proemie belooft aan den ontdecker van een gruwelijke moord alhier gepleegd. Vid. Nader den 5 Octob. 1771.
Op het voorgedraegene door den Heer Officier, dat Zijne Ed. niet tegenstaande alle moogelijke aangewende middelen tot hier toe niet hadde kunnen uijtvinden den daeder of daeders van de onlangs alhier gepleegde gruwelijcke moord aan de Noordzijde van de Buijte waetersloot, is na dankzegginge aan wel gemelde heer Officier voor desselfs veelvuldige daer omtrent reets genoome moeitens, volgens desselfs voorstel goedgevonden bij publicatie te belooven een proemie van Drie honderd zilvere Ducatons te betaalen uijt stads cassa, aan den geene, die den Daeder of Daeders weet aan te wijzen van de gruwelijcke moord, gepleegd aan Pieter Breederoo, en desselfs huijsvrouw Pieternelletje Lanslot, ten haare huijze en erve aan de Noord zijde van de Buijte waetersloot deezer Stad, en op den 16 April 1771 ontdekt, zodanig dat dezelve Daeder of Daeders in handen van de Justitie geraecken, en van voorsz. Enorme fait werden overtuigt, zullende des aangeevers naam worden gesecreteerd.
5 October
Den heer Officier geeft kennisse, dat de Daeders van de moorden, in de maand April laatstleeden op de Buijte waetersloot gepleegt, ontdenkt zijn en te Amsterdam in hechtenis zitten waarvoor wel gem. heer Officier zeer werd bedankt.
Saturdag den 5e
October 1771 present de Heeren Officier, Burgemeester Schuijl, Scheepenen den Appel Graswinckel, Verbrugge en Kock, mitsgaders
de Secretaris.
De Heer Officier mr. Adriaan van der Goes, heeft ter vergadering gecommuniceert, dat zoo bevoorens als ook nadert bij Haar Ed. gerechte was belooft een proemie van drie hondert zilveren Ducatons aan den geene, welke zoude weeten aan wijsen den Daeder of Daeders van den in de maand April laatstleede gepleegde gruwelijcke moorden van Pieter Breederode en desselfs huijsvrouw Pieternelletje Lanselot, ten haare huijze en erve aan de N.Z. van de Buijte Watersloot deezer Stad, Zijn Ed. wel alle meest mogelijcke
devoiren heeft aangewend,omme daaromtrent iets naders te ontdecken, dog langen tijd te vergeefs tot dat egter nu onlangs, hij heer Officier, bij correspondentie, die Zijn Ed. onder anderen houd met de heer Braat, Hoofdofficier der stad Schoonhoven, en Bailluw van den Lande van Belors, is geinformeerd geworden,dat dien Heer in hegtenis hadde een vrouwspersoon, en eenige haarer kinderen, welken
geapprehendeert over thuijndieverijen, welken op Requisitie van hem Heer Officier deezer Stad ondervraegt zijnde ook over de voorsz. alhier gepleegde moorden, Twee derzelve te Schoonhoven gevangen zittende kinderen hadden bekent, dat haer vaeder en haer oudste broeder, althans geconfineert in het Rasphuijs te Amsterdam, die moorden hadden gedaen en daarbij hadden verhaelt verscheijde omstandigheeden en zaecken, die allesints zeecker maaken de waarheid dat de gedagte persoonen de effectieve daeders waeren. Dat hij Heer Officier gezien hebbende de groote en prijswaerdige zaken, die de Heeren van de Weth hadden gehad ende behouden omme voorsz, zaak te ontdecken, Zijn Ed. ook verpligt hadde gevonden, voorsz. decouverte zoo ras mogelijk aan Haar Edgrechte bekend te maecken, niet twijfelende of Haar Edgrechte zouden zig met hem daar over verheugen, dat de Daeders van dit enorme fait waaren ontdeckt en in verzeekering zaten.
Al hetwelk zijnde gehoort, is voorsz.Heer Officier voor zijne gegeeven ouvertures ten hoogste gedanckt, met betuijging, dat zulks deeze vergadering zeer aangenaam was, en dat men God danckte, dat door het gunstig bestier zijner voorzienigheid de goede aangewende officien van hem Heer Officier zodanig waaren gezeegent geworden, dat de handdaadige aan die zoo onmenselijcke en verschrikkelijcke moorden waaren
uijtgevonden, en ook in hegtenis zaaten, zoodat dezelve daarover haare condigne straffen zouden kunnen ontvangen, waar inne voor de Rust van de geheele menselijeke zaamenleeving in 't gemeen en die der ingezeetenen deezer Stad in 't bijzonder, zooveel aanbelang geleegen is.